Het wordt gespeeld met één kaartspel van 52 kaarten. Het doel van het spel is om de kaarten per reeks te rangschikken, van aas tot koning, in vier stapels (ze worden soms basis of "huizen" genoemd). De kaart kan naar een andere hogere rang worden geschoven, maar van een andere kleur (zwart of rood). In elk van de vier basisstapels (huizen), volgens welke alle kaarten moeten worden neergelegd, worden eerst azen geplaatst, daarna tweeën, drieën, enzovoort, voor de koning. Kaarten kunnen worden gedeeld uit de stapel die overblijft uit de verdeling (in de linkerbovenhoek), één of drie stukken, afhankelijk van de wijziging. Alleen de koning kan in een vrije cel worden geplaatst (geen huis). Het spel eindigt als alle kaarten zijn neergelegd.